In 2020 kreeg ik als interim directeur onderwijs een opdracht van een éénpitter-bestuur. Zoals u weet is dat een bestuur die de verantwoordelijkheid draagt voor het besturen van één school.
In een dergelijk bestuur zitten veelal ouders van de school. Zo’n bestuurlijke constructie komt overigens vaker voor dan ik dacht. Bijna de helft van alle schoolbesturen in het primair onderwijs is een éénpitter. Tijdens het uitvoeren van mijn opdracht is aan mij in ieder geval één ding duidelijk geworden: éénpitter-besturen besturen vanuit hun hart met grote betrokkenheid bij de school. En dat is nu ook tevens de valkuil, zeker als het gaat om onafhankelijkheid en gepaste afstand nemen. Deze bestuurders zijn namelijk ook ouders van de kinderen van de school.
Interim directeur onderwijs
De opdracht voor mij als interim directeur basisschool was om, naast het spreekwoordelijke gedoe in kaart te brengen, tevens te onderzoeken of de bestuurlijke constructie voldoet aan de ‘code goed bestuur’.
Bovendien stond er een inspectiebezoek gepland. De school moest, gezien het verleden, op z’n minst in het inspectierapport een voldoende scoren. Dat was voor mij als interim directeur de eerste uitdaging. En die voldoende is zeker gehaald met name door de inzet van alle betrokkenen.
Ik wil als interim directeur primair onderwijs de aandacht vestigen op de rol van de bestuurders. Gezien de grote betrokkenheid van de bestuurders met het reilen en zeilen in de school was het voor mij een uitdaging om het bestuurlijk handelen te belichten. Met andere woorden, hoe blijf je besturen en hoe geef je de directeur de ruimte die nodig is om datgene in de school te doen waarvoor hij verantwoordelijk is.
Het is de kunst voor éénpitter-besturen om in alle omstandigheden rolvast te blijven, zodat alle bestuurders als één schoolleider primair onderwijs samenwerken. Als interim directeur basisonderwijs mocht ik het bestuur adviseren om over hun bestuurlijke rol na te denken. Als kapstok gebruikten we bij het bestuurlijk handelen versus de rol van de directeur de bekende woorden ‘doen, willen en vinden’. We verkenden de verantwoordelijkheden en hoe governance was georganiseerd. Samen brachten we de rollen van de toezichthouder, de bestuurder en de directeur in kaart. Samengevat kwamen we tot de conclusie dat bestuurders iets willen, toezichthouders daarvan iets mogen vinden en dat de directeur een en ander uitvoert binnen de gestelde kaders. Mooi traject! Als interim directeur onderwijs geven wij desgewenst ten aanzien van het bestuurlijk handelen advies aan onder andere éénpitter-besturen; een eerste stap naar een professionele bestuurscultuur. Het is aan het bestuur om in hun bestuurlijke rol te blijven en… governance uit te voeren, dat dan weer wel.